one publication added to basket [119333] | Alternatieve stortstrategie voor de Westerschelde. Voortzetting monitoringsprogramma proefstorting Walsoorden: Lot 2. Ecologische monitoring. Rapport 6/6
van der Wal, D.; Wielemaker, A.; Ysebaert, T.J.; Knaeps, E.; Van Hoey, G.; Bouma, T.J.; Hummel, H.; Heip, C.H.R.; Herman, P.M.J. (2007). Alternatieve stortstrategie voor de Westerschelde. Voortzetting monitoringsprogramma proefstorting Walsoorden: Lot 2. Ecologische monitoring. Rapport 6/6. NIOO Rapporten. Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO -KNAW). Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie: Yerseke. 148 pp.
Part of: NIOO Rapporten. NIOO: Yerseke. ISSN 1381-6519, more
| |
Available in | Authors |
|
Document type: Project report
|
Keywords |
Dumping Ecology Monitoring Wastes > Dredge spoil ANE, Netherlands, Westerschelde, Walsoorden [Marine Regions] Marine/Coastal; Brackish water |
Project | Top | Authors |
- Monitoring by external contractors of the in situ disposal test near the Walsoorden sandbar 2006, more
|
Authors | | Top |
- van der Wal, D., more
- Wielemaker, A., more
- Ysebaert, T.J., more
- Knaeps, E., more
|
|
- Herman, P.M.J., more
- Plancke, Y., revisor, more
- Ides, S., revisor, more
|
Abstract |
De Westerschelde heeft een belangrijke rol voor de scheepvaart; het estuarium verschaft toegang tot de haven van Antwerpen. In de Westerschelde wordt continu gebaggerd om de diepte van de vaargeulen op peil te houden. Daarnaast wordt aanlegbaggerwerk uitgevoerd wanneer wordt beslist een vaargeul te verruimen om grotere schepen toegang tot de haven te verschaffen. Zowel voor het baggerwerk voor aanleg als voor onderhoud moeten stortplaatsen worden gevonden voor grote hoeveelheden zand of slib, waarbij de toegankelijkheid van de havens, de veiligheid en de natuurlijkheid van het estuarium niet in gevaar mogen komen. Het karakteristieke meergeulensysteem van de Westerschelde met intergetijdengebieden, die van groot belang zijn voor de ecologie van het estuarium, moet daarbij gehandhaafd blijven. In de afgelopen jaren zijn ideeën ontwikkeld voor een alternatieve stortstrategie. Er is een voorstel gedaan om het storten te verplaatsen van secundaire (meestal vloed)geulen naar ondiepe lokaties dicht bij de eroderende koppen van platen. Daardoor zouden drie doelstellingen kunnen worden verenigd: (1) het positief beïnvloeden van de morfologie ten gevolge van het storten (bijv. effectievere verdeling eb-vloedstroom), (2) het gestorte zand wordt gestort met als doel dat het blijft liggen, in tegenstelling tot stortingen in de nevengeul. Hierdoor zal het onderhoud op de baggerdrempels afnemen, (3) door het wijzigen van de stromingen ter hoogte van de plaatkop zou er slibrijk materiaal op de plaat worden afgezet, wat van het intertidale gebied een ecologisch waardevoller gebied maakt. Na positieve resultaten van een uitgebreide haalbaarheidsstudie is in het najaar van 2004 een experiment voor zo'n strategie uitgevoerd nabij de plaat van Walsoorden. Een monitoringsprogramma is opgezet om de gevolgen van de proefstorting te volgen. Door het succes van deze proef is er begin 2006 opnieuw een proefstorting uitgevoerd. De morfologische en ecologische monitoring werd voortgezet om de effecten van beide proeven te kunnen volgen. In dit rapport wordt deze voortzetting van de ecologische monitoring beschreven. De onderzochte ecologische effecten van de stort zijn opgedeeld in (1) directe effecten in en nabij het stortgebied en (2) indirecte effecten in het intertidaal. In het ecologisch monitoringsprogramma is het macrobenthos (de ongewervelde bodemdieren groter dan 1 mm) als indicator gebruikt. Het macrobenthos is zeer gevoelig voor veranderingen van de omgeving. Het heeft daarnaast een essentiële rol in de ecologie van het estuarium: het is het voornaamste voedsel van vele vogels die in het estuarium overwinteren of broeden, en speelt ook een rol als voedsel voor vissen. Het macrobenthos is daarom een belangrijke parameter, waarmee de ecologische gevolgen van verstoringen zoals het storten van sediment, te meten zijn. Naast het macrobenthos zijn relevante omgevingsfactoren bepaald, zowel in het subtidaal (hoogteligging en sedimentsamenstelling) als in het intertidaal (hoogteligging, sedimentsamenstelling en microfytobenthos (micro-algen die in en op het sediment leven» , door intensieve bemonstering in de tijd. Daarnaast is gebruik gemaakt van teledetectie vanuit een vliegtuig om jaarlijks gebiedsdekkende, zeer gedetailleerde informatie over deze factoren te verkrijgen. De gegevens hebben een goed beeld gegeven van de ruimtelijke verdeling van macrobenthosgemeenschappen en fysische omgevingsfactoren. In het subtidaal werd een zeer arme macrobenthosgemeenschap gevonden, met de hoogste biomassa van macrobenthos in slibrijk substraat, en de hoogste dichtheden en soortenrijkdom van het macrobenthos in de ondiepere gebieden van het subtidaal. In het intertidaal zijn drie habitats onderscheiden (namelijk het centrale deel van de plaat, rand van de plaat en de noordelijke landtong van de Plaat van Walsoorden), met specifieke fysische omgevingsfactoren (hooggelegen, laag-dynamisch, slibrijk, substraat met een hoge biomassa microfytobenthos op he |
|